“Al onze wetenschap, gemeten in het licht van de werkelijkheid, is primitief en kinderachtig – en toch, het is het meest waardevolle dat we hebben.”
Albert Einstein, natuurkundige
Een vader zit met zijn twee kinderen vast in the middle of nowhere.
Terwijl elders misschien de wereld vergaat, zijn zij tot elkaar veroordeeld.
In 1927 staat een kosmoloog te roepen in de woestijn.
Hij beweert dat het heelal ooit begonnen is vanuit een klein balletje.
Maar is dat wel zo?
Is het verkeerd om eerst bewijs te willen alvorens iets te geloven?
We leven maar een wimperslag en dan verdwijnen we weer.
Die korte tijdspanne kunnen we niet eens het schijnbaar eenvoudigste: de werkelijkheid vatten.
Je kunt nooit echt weten wat er is gebeurd of wat er gebeurd zou zijn, als je er niet je eigen neus hebt in gestoken. Of wel?
Ja, de wetenschap brengt ons al een heel eind, maar de wetenschap is toch ook maar een afspraak? Of niet?
De zwarte gaten in ons betoog vullen we op met verhalen om het geheel overtuigend te maken en glans te geven. De kracht van een goed verhaal is soms sterker dan onderbouwde wetenschap.
Maar hoe onderscheid je waarheid van fictie, de zin van de onzin?
En hoe kan je kritisch blijven tegenover wat iedereen voor waar aanneemt?
Hoe blijven we door het bos de bomen zien?
Onzin voor gevorderden is een ode aan de wetenschap en een eerbetoon aan het vrijdenken.